Dinsdag
‘Waarom rij je nou zo?’
Mam is scherp. Doorgaans heeft ze geen flauw benul hoe je ergens moet komen. Zelfs in de Heel ziet ze kans nog hopeloos te verdwalen. We zijn op weg naar het crematorium.
We zien er tegenop.
‘Het zal in dezelfde zaal zijn mam’. Boven crematies. Beneden begrafenissen. Ik ken mijn pappenheimers.
“Jullie moeten niet overal zo diep over nadenken”, hoor ik paps stem. ‘Weet je wat pap vast gezegd zou hebben mam?’
Ik rij via de Heel binnendoor.
‘dan hoef je namelijk die den Uijlbrug helemaal niet over schat!’ , had Rem me uitgelegd.
Wat andere mensen met spinnen hebben, of liften, (of enge assistentes bellen;-) heb ik met sommige wegen.
Vooral als ik ietwat gestrest ben. Omdat ik even as moet ophalen of zo, of naar een crematie moet, zoals vandaag.
Alleen op het kruispunt waar ik rechtdoor moet (‘en dan ben je er al schat’) kan ik helemaal niet rechtdoor. Ik zie alleen links of rechts, geen baan voor rechtdoor. (Help)
Na twee keer de Den Uijlbrug over gekard te zijn, ben ik zo blij dat we er zijn dat ik uit puur enthousiasme de voorbumper (heet dat zo?) in het parkeervak over zo’n ho-halt steen schraap. Waarvoor ze die dingen hebben neergelegd is me een raadsel; een muurtje lijkt me ho-halt genoeg.
Mam houdt wijselijk haar mond.
Esther van Memento Mori komt naar ons toe als ze ons ziet. ‘He, hoe is het? Even zoenen met jullie hoor’. Ze leidt de uitvaart.
Dezelfde zaal.
Hetzelfde blauwe raam.
De kist op dezelfde plaats.
Alleen ligt mijn tante nu daar.
Vorige keer zat ze links in de zaal.
Nu lacht ze me toe vanaf een foto voor de kist, terwijl ze haar glas heft.
Na Esther krijgt oudste nicht het woord. Ze staat waar ik stond. Esther staat waar Esther stond. Nicht doet het heel mooi, heel knap. Ga d’r maar eens aan staan weet ik. Het is een mooie uitvaart. Leerzaam ook. De oom die ook zo mooi over boezeroentjes sprak bij mijn vader, verteld tussen neus en lippen door dat zijn oudste zus verwekt is in het Wilhelminapark.
Tttt.
Mam verrekt de hele dienst geen spier.
Ik ook niet.
Als de dienst voorbij is en mam en ik voor de kist stil staan kijk ik naar de foto. Stil zeg ik mijn tante gedag in mijn hoofd.
Opeens doet mam een klein stapje naar voren. Ik zie toe hoe ze voorzichtig haar kleine hand op de kist legt. Haar breekbaarheid raakt me diep.
Zo fragiel, zo kwetsbaar.
Als een klein gewond vogeltje.
Voor we de koffiezaal bereiken heb ik de tranen die zoeven over mijn wangen stroomden weer onder controle gekregen.
Dat condoleances best gezellig kunnen zijn weet ik inmiddels ook. Het lijkt meer op een reünie, ik zie neven en nichten die ik al jaren niet heb gezien. Tante wilde geen bloemen. Er staat een collectebus voor het kankerfonds. We praten over ‘Alpe ‘D HuZes. ‘Rem gaat ‘m’ misschien fietsen volgend jaar’.
Lezende tante (;-)) lijkt het misschien wel wat ‘m’ te gaan bewandelen. Dat kan natuurlijk ook.
Dan wil mam naar huis. Na nogmaals drie zoenen van Esther vertrekken we.
Over de Den Uijlbrug. Dat gezeik moet ook maar eens over zijn.
‘Zullen we gelijk maar langs de fietsenwinkel?’
Mams hoofd staat er natuurlijk helemaal niet naar. Maar de komende dagen moet ik toch echt werken, dus we gaan toch maar even snel.
De fiets is er nog helemaal niet. Wat flauw. De man geeft zijn collega de schuld. -Nooit doen!!- ‘Maar weet u wat? Als hij er is geef ik u wel even een belletje’. Hij kijkt ons amper aan. Ik verander in soort van heks. ‘Ik had liever dat u me een belletje had gegeven om te zeggen dat de fiets er nog niet is meneer’.
Hij begint weer over zijn collega. ‘Meneer, ik heb hier een vrije dag voor opgenomen’. Ik lieg natuurlijk dat ik barst. Beleeft zeg ik hem dat hij ons niet meer hoeft te bellen.
Mam houdt wijselijk haar mond.
‘Ik denk dat ik zo eerst maar beter even iets kan eten’, zeg ik even later in de auto. Ik had een broodje moeten nemen in het crematorium.
-Bloedsuikerspiegeldingetje!-
Woensdag. Werk.
Wat leuk toch weer dat Oranje wint van de Aussies. Robin, een vriend uit Perth feliciteert me hartelijk met de winst. ‘I didn’t really mean it when I said good luck!’
Te laat. In the pocket.
Donderdag.
Kyl heeft nog steeds toetsweek.
-Ik dacht vorige week echt dat hij ‘Poetsweek’ zei, dus dat was even klein tegenvallertje-
Na het werk haal ik mam op voor het eten. Ze is zenuwachtig. ‘De apotheek is nog niet geweest’. Ze komen eens in de zoveel tijd een voorraad Nutridrink, -soep en toetjes afleveren. ‘Geen paniek mam, dan doe ik eerst de boodschappen. Een beetje gezond maar. Rem en ik gaan het hele weekend weg naar Drente dus veel verse vitamines zullen er bij Kyl (en mam!) vast niet in komen. Andijvie maar. Met een lekkere bal.
Als ik thuis wil gaan koken blijkt dat ik de gehaktkruiden ben vergeten. Het gehakt trouwens ook. En omdat niemand is te porren voor saté uit de vriezer met andijvie bestellen we een broodje Donner. Voor mam een halve van mij. ‘Dat vind je vast wel lekker’.
‘Broodje Dunner?
Maar ik moet juist dikker worden’.
Vrijdag.
Ik zit stomme verhaaltjes te tikken op mijn phone.
Vijf over acht.
Ik moet het douchen, mijn tas inpakken en het huis nog schoonmaken.
Om tien uur heb ik nog een afspraak bij de fysio ( beetje last van mijn nek trouwens, als dat maar goed gaat op de motor). Daarvandaan gaan we rechtstreeks naar Drente. Vanavond bruiloft en de rest van de dagen beetje toeren en zo. Roseetje. Biertje.
(Vrees trouwens voor Kyl dat het uiteindelijk toch nog ‘Poetsweek ‘wordt, want dat red ik natuurlijk nooit;-))
Plaats een reactie