Opdracht: schrijf het laatste hoofdstuk van een boek.
Leona schopte haar slippers uit, ging op haar buik op het kleine zonnedek liggen, en keek hoe de zonnestralen in de golfjes weerspiegelden tot ze er tenslotte duizelig van werd en haar ogen sloot. Op dit water had ze zo vaak gevaren met haar ouders en zus vroeger. Ze hadden hier gevist, Brasem, Baars, Karpers. Zelfs paling had ze hier gevangen. En geschaatst hadden ze hier ook natuurlijk. “Altijd een lange shawl om doen als je gaat schaatsten. En nóóit alleen!” Pap had hier ergens nog dat meisje van school uit dat wak getrokken.
Leona legde na een tijdje een kussentje op de punt van de boot, ging erop zitten, liet haar voeten door het water liet glijden en stak een sigaret uit het oude pakje van haar moeder op. “Zoiets kan je maar beter in stijl doen”, zei haar moeder altijd. En vandaag was het een ‘zoiets’ dag. Ze had de sherry moeten meenemen. Een hengel. En wat speed. Dat zou zus leuk gevonden hebben. “Tof wel!”
”Je kan natuurlijk ook wachten tot er voldoende ijs op de sloten ligt kind”, had haar moeder gezegd op de dag dat ze samen de urn van zus hadden opgehaald in het crematorium. Mam had zus klemvast tussen haar benen gezet, precies zoals ze tien maanden daarvoor ook pap tussen haar benen had gehad. Leona had toen maar net op tijd de voor de hand gelegen grap in kunnen slikken. Later, naarmate de misère toe was genomen, waren de grappen grover geworden: ”Ja, goed idee mam, zet ik jullie achter elkaar op het sleetje en dan trek ik jullie voort met een touw om mijn middel”. Ze hadden er samen om gelachen, maar de serieuze toon was Leona niet ontgaan toen haar moeder even later had geopperd hen gewoon in de Watering te strooien. “Dan brengt de stroom ons vanzelf wel naar het Guisveld hoor kind”. Haar moeder had ze negen maanden daarna maar gewoon met urn en al de gordel omgedaan. Op de grond zetten was ook weer zoiets.
Na twee uurtjes varen legde Herman de boot tegen het eilandje aan vast. Terwijl hij een biertje opentrok en een rosé inschonk zette Leona haar vaders malle vishoedje met de fazantenveer op. Over haar bikini droeg ze alleen de gipsy rok van haar moeder. Haar lange donkere haren hingen los over haar gebruinde rug, en samen met haar zwart gelakte nagels en de sieraden van haar zus gaf het haar een aparte uitstraling. ‘Kunnen we niet nog even gewoon wat liggen?’ Herman keek naar de lucht en knikte. Het onweer zou nog wel even op zich laten wachten.
Met haar hoofd in Hermans schoot en haar glas rosé balancerend op haar blote buik probeerde Leona tevergeefs een betekenis te ontdekken in de strepen die de vliegtuigen in de blauwe hemel achterlieten. Keer op keer zwol het geluid aan om daarna weer weg te ebben tot een volgend vliegtuig het naderend moment van rust op onaangename wijze weer verbrak. ‘Zou het ooit weer stil worden?’ Als antwoord streelde Herman haar hoofd, over en over, precies zoals hij haar zelf had zien doen tijdens die doodstrijd van zijn schoonmoeder. Nee, dan maar euthanasie.
‘Het is al vier uur Lé.’ Hij voelde dat ze schrok. ‘Wil je dat ik het doe?’ De lucht begon nu echt te betrekken. Ze schudde haar hoofd en gooide haar vijfde peuk overboord. Haar eerste fles rosé was al bijna leeg. ‘Eerst je vader?’ Leona kon dit, wist hij. Leona kon met hetzelfde elan lijken opmaken, doodskisten sluiten, en as in oude sieradendoosjes lepelen waarmee ze alles wat nou eenmaal gebeuren moest gewoonlijk deed, zonder daarbij ook maar een traan te laten. ‘Ja, eerst pap maar. Die is per slot van rekening ook het eerst de pijp uitgegaan’.
Leona liet zich in haar bikini in kleermakerszit op de natte veengrond zakken om met het oude zakmes van haar vader de urnen te openen zoals ze hem dat vroeger met de verfblikken had zien doen. ”En nu héél goed roeren. Mínstens tien minuten”.
Het water sijpelde tussen haar tenen naar boven terwijl ze met de as hun namen schreef in het gras. Mam had gelukkig maar vier lettertjes nodig waarvan één ‘i’, veel van haar moeder was er op het laatst niet meer overgebleven.
Pas toen ze weer op de boot stapte ontdekte ze de witte waas op haar lijf. Boven hen begon het te rommelen. ‘We moeten nu echt gaan’. Leone keek een moment zwijgend naar de witte letters in het gras voor ze knikte en met haar handen het stof van haar benen veegde.
Herman liet de boot drie rondjes om zijn as draaien voor hij de gashendel in een vloeiende beweging naar voren duwde en de boot in plané bracht. Tientallen meeuwen scheerden krijsend langs de vrouw op het dek die haar vuisten naar de hemel balde tot deze uiteindelijk brak en de grote regendruppels de waas van as samen met haar tranen wegspoelde.
Ze was klaar.