Morgenochtend zit ik in de trein.
Niet zomaar een trein.
Nee.
Morgen zit ik namelijk in de trein naar Groningen.
Wéér in de trein naar Groningen.
Acht jaar geleden zat ik daar voor het laatst.
Dat was op een maandag.
De dag na Moederdag.
Diè Moederdag.
Dìe Moederdag waarop mijn -toen negenjarige neefje- zijn moeder op haar bank in een coma vond toen zijn vader hem na het weekend bij hem weer naar huis bracht.
Ex had me die avond ervoor gebeld om het te vertellen.
Hij had direct 112 gebeld.
‘Is het geen overdosis?’
Nadat we uitgesproken waren had ik direct de Eerste Hulp in Winschoten gebeld.
‘Wie is er bij haar? Mag ik diegene alsjeblieft spreken?’
En uiteindelijk zei ik tegen degene die bij haar was: ‘Ik wil dat je precies verteld wat ze allemaal gebruikt. Precíes, hoor je me. Geen tijd voor leugens meer!’
Ik had vervolgens mijn ouders geïnformeerd.
‘Wil jij alsjeblieft heengaan kind? Dan passen wij wel op Kylian’.
Ze konden het helemaal niet aan.
Wat moesten zij daar nou?
Wat kónden zij daar nou?
Dat ik zou gaan was duidelijk.
‘Wat je ook beslist voor je zus wij staan achter je’.
Met die woorden werd er wel een hele zware verantwoordelijkheid in mijn schoenen geschoven, maar ik had het ook niet anders gewild.
Voor de trein was het die avond al te laat.
Over de snelweg rijden durfde ik toen ook al niet.
Rem had een belangrijke klus met zijn dieplader.
Zus lag inmiddels op de ICU.
‘Komt u morgenochtend maar. U kunt toch niets doen nu. We moeten afwachten’.
Ik ging dus de volgende morgen pas op weg.
Met die trein.
Die trein naar Groningen.
En daarvandaan weer naar Winschoten.
Ik weet nog dat ik haar zag.
De ruimte op de ICU.
En zus in het midden.
Op dat bed.
Haar haren waren geklit en vies.
Geen enkele reflex.
Niets, nada, nop.
Hoe lang had ze daar gezeten?
Op die vieze bank.
’s Morgens op die IC hoorde ik pas voor het eerst dat het om een herseninfarct ging, en niet om een overdosis speed, cocaïne, of paddo’s of iets dergelijks.
Nog dezelfde dag mocht ze naar de stroke unit.
Nog meer onderzoeken volgden.
Aan de hand van deze onderzoeken werd duidelijk dat ze een groot infarct had gehad in haar linker hemisfeer, in het gebied wat onder andere de spraak en ons organisatievermogen regelt.
‘We weten niet hoe uw zus hieruit gaat komen, maar we zien het somber in’.
Morgen ga ik met de trein.
Wéér met de trein.
Diezelfde trein naar Groningen.
Maar nu voor een nagesprek met de neurochirurg.
Een Nà-gesprek.
Voor als het over is.
-Weet je wel?-
Als in: ‘voorbij’,
Als in ‘over’
En ‘uit’.
Ik kan het nog steeds maar niet bevatten.
Plaats een reactie