‘Mam?’
‘Ja kind?’
‘Het gaat vandaag niet zo best met je hè?’
‘Nee kind, om heel eerlijk te zijn niet zo’.
-Sherry’tje.
Rosé’tje-
Kyl bakt pannenkoeken en wh’apt met zijn vrienden.
De eerste pannenkoek mislukt.
‘Dat doen ze altijd hè mam?’.
(…)
‘Ja hoor, altijd Kyl, je moeder heeft gelijk, dat hoort zo’.
(…)
‘Mam?’
‘Ja kind?’
‘Ik wil niet meer dat je je was zelf doet, al is het maar zo’n klein beetje’.
‘Gister heeft Lidy hem voor me naar boven gebracht en opgehangen’.
‘Ja, maar op Lidy valt geen peil te trekken, Lidy heeft het nu ook zo druk’.
(…)
‘Ja, dat is eigenlijk ook wel fijn hoor kind’.
(…)
‘Mam?’
‘Ja kind?’
(…)
‘En voortaan doe ik ook je boodschappen hoor.
Zorg jij maar gewoon voor jezelf oké?’
(…)
‘Goed kind’.
”Gaan we van de week even samen je haar verven oké’.
‘Graag kind’.
(…)
‘Mam?’
‘ Ja kind?’
‘Zal ik maandag de dokter even bellen?’
‘Wacht maar even af kind.
(…)
Misschien gaat het beter als ik even een nachtje goed slaap’.
(…)
‘Mam?’
‘Ja kind?’
‘Zeg je het als je wilt dat ik bij je kom slapen?’
‘Dat hoeft niet hoor kind’.
‘Zeg je het als je bang bent mam?’
‘Ik ben niet bang kind. Ik ben niet alleen. Je vader is bij me’.
(…)
‘Mam?’
‘Ja kind?’
‘Je hoeft echt niet bang te zijn dat ik heel erg schrik hoor…’
‘Ik bedoel, als het zomaar ineens over is…’
‘We weten alledrie dat het elke dag zomaar voorbij kan zijn nu…’
‘Met mij komt het wel goed hoor mam.
Ik red me wel.
Dat weet je toch hé mam?’
‘Ja, jullie hebben elkaar’.
(…)
‘Mam?’
‘Ja kind?’
‘Weet je nog dat we vroeger wel eens Jan in de Zak aten?’
‘Dat weet ik nog kind.
Die moet je koud opzetten, een vuist open laten boven het deeg…
…en dan de zak dichtbinden met een elastiekje’.
‘Dat was lekker hè mam, vooral de volgende dag als we tussen de middag de restjes opbakten’.
‘Jawel hè kind.
De zak ligt in de vaste kast in de voorslaapkamer.
Het is een puntzak’.
‘Een puntzak mam?
Maar er zat nooit een punt aan.
Het was meer een doet homp toch?’
‘Ik snap het ook niet hoor kind’.
(…)
‘Mam?’
‘Ja kind?’
‘Zal ik je maar weer naar huis brengen?’
‘Dat is fijn kind, ik ben wel moe’.
(…)
-Auto-
‘Mam?’
‘Ja kind?’
‘Het gaat gewoon zoals het gaat hè mam, ik ben allang niet meer kwaad’.
‘Zo is het kind’.
-thuis-
‘Zal ik je helpen met je jas mam?’
‘Nee, dat doe ik straks zelf wel hoor kind.
Ga jij nou maar’.
‘Oké.
Dag dan mam.
Tot morgen. ‘
‘Tot morgen.
Hoe laat ook al weer?’
‘Kwart voor twee mam’.
(…)
‘Dag hoor kind’.
Handkus door autoruit.
Handkus terug.
‘Dag mam’.
Geef een reactie op beaunino Reactie annuleren