Hoe was het ook al weer verder gegaan?
Die dag?
Die dagen na het grote herseninfarct van mijn zus?
De hele dag bleef in het ziekenhuis bij mijn zus.
Ze was niet bij.
Reageerde nergens op.
Was halfzijdig verlamd.
Kon niet slikken.
Haar urine niet meer ophouden.
Ik praatte zachtjes tegen haar terwijl ik haar hand vast hield.
Borstelde voorzichtig haar haar. Waste haar gezicht, smeerde er dag crème op.
Vette haar lippen in met Labello en masseerde haar handen.
Ze merkte er niets van.
Pas rond tien uur was ik in haar huisje. Daar zou ik die nachten slapen, in neef zijn bed.
Het was vreemd om daar te zijn.
Zonder mijn zus.
Zonder mijn neef.
Neef sliep bij zijn oma in Winsschoten.
Marjan, haar buurvriendin kwam langs.
We huilden samen en dronken de halve fles Port leeg die we op het aanrecht vonden.
Daarna ging ik naar boven.
Ik was al jaren niet boven geweest bij mijn zus.
Wat moest ik er ook?
Het was een puinhoop.
Ik kreeg er tranen van in mijn ogen.
Hoe heeft ze dit zover kunnen laten komen?
Mijn zus, die altijd zo netjes was?
Er lagen zo ontzettend veel kleren.
Op de overloop, in de slaapkamers, òveral lagen kleren.
In neef zijn kamertje vond ik de rompertjes en peuterpyjama’s gewoon nog tussen zijn kleren van nu op de commode.
Hij was bijna negen.
Pas de volgende morgen vond ik de verdroogde kattendrol onder zijn bed.
De volgende ochtend ging ik weer vroeg naar het ziekenhuis.
Onderweg kocht ik een soort poesiealbum voor zus waarin ik op de eerste pagina schreef:
‘Wil iedereen die bij Fenna op bezoek gaat hier alsjeblieft wat inschrijven?’
Ik geloof dat pas de vierde dag mijn ouders langs kwamen.
Ze schrokken zo.
s’ Middags was er een gesprek met de neuroloog.
Zus had haar ogen inmiddels open maar ze reageerde nog steeds nergens op.
De neuroloog vertelde dat ze van plan was mijn zus over een tijdje naar een verpleeghuis te laten gaan, in plaats van een revalidatiecentrum.
Ze zag het heel somber in.
‘U moet er rekening mee houden dat uw zus misschien nooit meer zelfstandig zal kunnen wonen’.
Die dag reed ik met mijn ouders terug mee naar huis om Kylian even te zien.
Ondertussen las ik in de verschillende boeken over herseninfarcten van de bieb dat de grootste vooruitgang geboekt kon worden door zo snel mogelijk met fysiotherapie, ergotherapie en logopedie te beginnen.
Het zat niet mee.
Hemelvaartsdag viel in dezelfde week en de vrijdag daarna waren ze vrij. Ik kocht een knijpbal, en een speciale pen, en leende bij de logopedist op mijn werk een aanwijsboek.
Rem en ik waren er zo vaak mogelijk samen. Ik begreep heel goed dat als er al een mogelijkheid was dat ze weer thuis zou kunnen wonen, er maatschappelijk werk bij betrokken zou worden.
En als de maatschappelijk werker in haar huisje zou komen kijken, zou ze er vast en zeker nooit mee akkoord gaan dat ze terug zou gaan naar haar eigen huisje, laat staan dat mijn neef bij haar in deze puinzooi kwam wonen.
Werk aan de winkel dus.
Het Hemelvaart weekend, de weekenden daarna en de Pinksterdagen vulden zich met bezoekjes aan het ziekenhuis en met puinruimen.
Als je een idee wilt krijgen hoe het eruit zag dan kun je de foto’s van november jl bekijken.
Zo was het toen ook.
Doordeweeks gingen we terug om te werken.
We hebben in totaal drie stampvolle auto’s met kleding mee naar huis genomen om te sorteren en te wassen.
Zo’n vijfentwintig vuilniszakken.
Dat deed ik dan doordeweeks.
En het werk ging natuurlijk ook gewoon door.
Makkelijk was dat niet, het opruimen van haar huis.
Op gegeven moment stond er een vriendin van Fenna op de voordeur te trappen. “Blijf met je poten van Fenna haar spullen af!!”
Een andere vriend, Robert -de alcoholist-, heeft uiteindelijk weten uit te leggen dat Fenna anders nooit meer terug zou komen in haar huisje.
-Robert is trouwens een paar jaar later dood gevonden in zijn bed. Hij was nog maar een veertiger. We hadden samen in opdracht van de fysiotherapeut van die Jezus-sandalen gekocht voor zus-.
Voor mijn neef was het een hele moeilijke tijd. Op de eerste woensdag na de zondag dat het gebeurde zag hij voor het eerst zijn moeder weer. Hij was heel erg geschrokken. Ze had geen enkele blijk van herkenning gegeven. Ook de moeder van ex was toen heel erg geschrokken.
Neef wilde niet meer heen.
Het weekend erop ben ik daarom samen met de verpleegkundige met neef bij zijn moeder langsgegaan. We hebben gespeeld met de knoppen aan het bed, ‘mamma hoog, mamma laag’, en hij had handje druk gedaan met zijn moeder. Zus sprak nog steeds niet, maar ik had wel degelijk het idee dat ze wist wie we waren.
Dat kon ook niet anders, want ik had tot vervelends aan toe doorgezaagd over foto’s. Hele boeken sleepte ik aan. ‘Kijk, dit ben jij, dit is pappa, dit is mamma. En dit is je zoon. Zie je wel?’
Later heeft ze me wel eens verteld dat ze het heus allemaal wel begreep maar niet kon reageren. We hebben er ook nog om gelachen. ‘Weet je nog, dat de dokter had gezegd dat ik goede schoenen voor je revalidatie moest kopen?’
Ze wist het nog.
Mijn vader had net gedaan of ze achterlijk en stokdoof was. Terwijl hij zijn voet hoog in de lucht stak en er nadrukkelijk op wees schreeuwde hij zowat:
‘SCHOENEN Fen….NADDA gaat SCHOENEN voor je kopen.
Ik had er bijna verschrikkelijk de slappe lach van gekregen. Later hebben we er dus alsnog smakelijk om kunnen lachen samen.
“Ik begreep jullie heus wel hoor”.
-Wat daarvan waar is (kan zijn) weet ik niet.
Op gegeven moment mocht de sonde eruit. Toen mocht ik haar voeren met een lepel. Ze kwijlde verschrikkelijk natuurlijk. Ik bleef vegen en shirtjes verwisselen.
Ze was erg ijdel en schoon op zichzelf dus ik zorgde er zo goed mogelijk voor dat ze er netjes bij lag. Marian waste al de kleren die zus daar droeg.
Ook het bezoek was niet makkelijk.
Sommige vrienden namen haar in de weken die volgden gewoon in de rolstoel mee naar het park.
Of ze kochten een pot zuurtjes of zo.
Of, nog erger, zware shag.
Verstopte ze ook bij haar in haar bed. Sommige vrienden wilden maar niet begrijpen hoe gevaarlijk het voor haar was.
Maar we hebben ook gelachen hoor.
Zus was natuurlijk aan het afkicken en ze had enorme zin in zoetigheid.
Toen ze weer een beetje kon schuifelen kon ze minuten gebiologeerd staan kijken voor de snoepautomaat beneden.
Mijn hart is menigmaal gebroken als ik haar daar zo zag, een beetje voorovergebogen, de luier duidelijk zichtbaar in haar joggingbroek, op die afschuwelijke Jezus-sandalen, de infuuspaal in haar hand.
Op een goede avond belde Jan, de lievelingsverpleegkundige van zus.
‘Je zus is weg. Nergens te vinden!’
‘Heb je al beneden gekeken Jan, bij de automaat?’
En ja hoor, daar stond ze.
Die avond mocht ze even gezellig bij hem in de koffiekamer zitten, en at ze onder toezicht van Jan voor het eerst een wit broodje hagelslag.
Maar dat het niet langer kon zo was duidelijk.
Veel vrienden van Fenna begrepen maar niet dat ze bepaalde dingen niet kon of mocht. De verpleging werd er ook gek van. Vanaf die tijd besloot ik dat niemand behalve Marjan en Stef (ook een ex van haar) met haar naar buiten mocht. Dat dit me ook niet in dank werd afgenomen door haar vrienden mag duidelijk zijn.
Stef las uren aan haar voor buiten.
Inmiddels kreeg zus natuurlijk logopedie, fysiotherapie en ergotherapie. Ze kon met een speciale lepel zelf eten, ze kon diksap drinken (alles moest aangedikt worden) en ze kon opeens weer schrijven. Op een avond probeerde ze mij (zonder woorden) duidelijk te maken dat ze een wenkbrauwpotlood nodig had. Ik begreep haar niet. Zoiets was erg frustrerend voor ons beiden, want ik was degene die haar meestal het eerst begreep.
Opeens pakte ze een potlood en papier en schreef ze: ‘Eyebrowpencil!!!’ in het Engels en inclusief de uitroeptekens.
Op het Nederlandse woord kon ze niet komen, gek hè!?
Je begrijpt dat toen ze eenmaal door had dat ze kon schrijven het hek van de dam was, de opdrachten vlogen ons om de oren;-)
Uren zijn Rem en ik op zoek geweest naar haar ‘Rode hoge laarzen’. Volgens Marjan hàd ze die niet eens.
En milkshakes hè, daar was ze gek op.
Ondertussen had ik veel contact met Jenny, de maatschappelijk werkster van het ziekenhuis. Samen met haar heb ik mijn uiterste best gedaan om Fenna te kunnen laten revalideren in Wijk aan Zee. Dat is 250 km van haar huis af, dus dat dat niet eenvoudig was, spreekt voor zich. Ook haar drugsverleden zorgde er natuurlijk voor dat ze er in Wijk aan Zee niet erg happig op waren om haar te laten komen.
Over haar proefverlof en de Heliomare tijd vertel ik een andere keer.
Het doet me trouwens goed alles nog eens van me af te schrijven.
Maar nu ga ik lopen
Start to run, les 6, tweede keer.
Geef een reactie op beaunino Reactie annuleren