Dit is een ringetje van mijn zus.
We hadden het ooit samen gekocht.
In Winsschoten, in het winkeltje van Hernan en Rebecca, nieuwe vrienden van mijn zus.
Na het betalen deed Rebecca ze apart in een zakje. Het ene kleine zakje voor mij, het andere voor zus.
Buiten wilden we de ringetjes gelijk om doen natuurlijk.
Maar wat was dat nou?
Haar ringetje paste niet meer om haar ringvinger, en het mijne niet om de mijne.
‘Mag ik jouwe dan eens proberen?’
‘Als ik de jouwe mag proberen dan?’
En natuurlijk pasten de ringetjes nu wel.
Terwijl we zéker wisten dat we allebei echt dat andere ringetje hadden uitgezocht.
We hielden het maar zo: ik haar ring, en zij de mijne.
Ze droeg hem nog toen ze stierf.
Het is de enige ring die ik van haar heb.
Van haar wìlde.
De rest van haar ringen blijven van haar zoon.
Ik draag het ringetje sinds die tijd.
Rechts, aan mijn rechter ringvinger.
Het ringetje van mij droeg ik al heel lang niet meer.
Ik dacht dat ik het kwijt was.
Maar de afgelopen weken had ik af en toe steeds het gevoel dat ik in dat ene kistje moest kijken voor dat ringetje.
Onzin, dacht ik.
Het is weg.
Kwijt.
Al tijden.
Vanmiddag kreeg ik weer die aandrang.
‘Kijk nou gewoon even. Je staat ervóór!’
Ik opende het deksel en schudde er wat kettingen en armbanden uit.
En jawel hoor, daar lag hij, in een hoekje.
Ons tweede ringetje.
Een beetje zwart, dat wel.
Ik pas ze nu trouwens allebei.
Plaats een reactie