Dinsdag
Om een uur of twee ’s middags wordt ik wakker. De nachtdiensten zitten er weer op. Op FB zie ik dat er best veel Zaankanters hebben gereageerd op het stukje dat ik geplaatst heb over het geld van mijn moeder dat ze in de automaat had laten zitten. De meeste mensen vinden het een laffe streek gelukkig, maar er zijn er ook die net als de vrouw in de roze jas het geld gewoon hadden meegenomen.
Woensdag.
Terwijl ik bezig ben om de woonkamer op te ruimen krijg ik een berichtje binnen via de FB Messenger. Het is van een zusje van een vroegere vriend van mij die al jaren in de supermarkt werkt waar mijn moeder boodschappen doet.
‘Hoi Narda, het geld van je moeder is terecht hoor, wil je de balie even bellen?’
Mijn moeder is zo blij, en eigenlijk niet eens zozeer om het geld.
’s Middags komen de jongste broer van mijn moeder en zijn dochter op visite. Omdat dat voor mam veel te veel gedoe is komen ze lekker bij mij. Deze oom is een jaar of vijf (schat ik) ouder dan mijn moeder. Ook hij zit nogal in de lappenmand.
Een paar maandjes terug is hij flink gevallen met zijn scootmobiel. Sinds vorige week is officieel bekend dat hij een beginnende vasculair dementie heeft. Zoiets vermoedden we al. De afgelopen weken heeft hij mam bijna dagelijks gebeld met de volgende vraag: ‘Hé zus, wat hoor ik nou? Krijg jij ook een scootmobiel?’ (Hoewel het heel erg is moesten we er ook samen wel om lachen natuurlijk. ‘Wat denk je kind? Belde mijn jongste broer weer vanmorgen. Kon ik weer van voren af aan beginnen…’)
Broer, ervaringsdeskundige pur sang, strooide natuurlijk ook kwistig met talloze goede adviezen en andere bangmakerijen. ‘Doodmoe word ik ervan’.
Terwijl ik de eerste wijntjes (familie:-) en sherry-tje in schonk hoorde ik mam dus trots verkondigen: ‘Nou broer, ik heb mijn scoot hoor!’
‘Ja zus, dat weet ik toch?!’
Het was een reuze gezellige middag.
Donderdag.
Gekkenhuis op het werk. De telefoon staat roodgloeiend.
Veel spoed patiënten die tussendoor (waar tussendoor in Godesnaam?) nog even gezien moeten worden op de shortcare. Gelukkig laat de verloskundige die dienst heeft op de shortcare zich niet gek maken, dat scheelt enorm.
Ook op de verloskamers is het volle bak. Door de drukte wordt er onderling niet goed gecommuniceerd, waardoor ik niet weet wie er inmiddels bevallen zijn, overgeplaatst etc. Het gebeurd me niet vaak en niet snel maar ik ben het overzicht grotendeels kwijt.
Ondertussen werk ik een nieuwe vaste collega in.
Nu maar hopen dat ze nog wil blijven. Je moet een soort van olifantenhuid hebben en heel goed tegen de stress kunnen om dit werk te kunnen doen. Misschien moet je er ook wel een beetje (knetter)gek voor zijn eigenlijk om het nog leuk te vinden bovendien.
Om kwart over vijf lig ik voor Pampus op de bank.
Weet niet eens meer wat ik in elkaar heb geflanst. Geloof dat Rem iets heeft gemaakt. O ja, Andijviestampot. Daarna ging Rem met mam en een bos bloemen naar Wormer om het geld van mam op te halen. Het mens loog natuurlijk alles bij elkaar. Mijn moeder is veel te netjes om daar verder op in te gaan, maar tegen mij deed mam even later door de telefoon hevig verontwaardigd haar verslag.
‘Ze is gek. Ze stond notabene achter me te wachten op de video’.
‘Ben je vandaag nog met de scoot weggeweest?’
Dat was ze. ‘Ik kon alleen niet genoeg kracht zetten op het knopje bij het stoplicht met mijn linkerhand dus toen moest ik even draaien’. En tijdens die manoeuvre bezeerde ze haar scheenbeen. ‘Schaafwondje maar hoor’.
Vrijdag.
Om een uur stipt ben ik bij mam. Vandaag komt dr. Spruitje op bezoek.
‘Hoe zal hij vandaag komen?’
is zo’n beetje de meest prangende vraag van het moment. Je zou het niet verwachten.
‘Ik denk op de fiets mam, en jij?’
‘Op de motor. Wedden?!’
Het valt me reuze mee dat hij op tijd is. Om tien voor drie stapt hij binnen. Hij gaat keurig op de stoel zitten waar mam twee uur eerder over zei: ‘Nee, niet je tas op die stoel neerleggen hoor, daar zit de dokter!’
Vriendelijk als altijd steekt hij direct van wal.
‘Hoe gaat het met u?’
‘Goed hoor dokter, wel erg snel moe’.
‘Hoe is het met de pijn?’
‘Gaat wel hoor dokter’.
‘Kunt u nog lekker slapen ’s nachts?’
‘Wel hoor dokter, meestal neem ik lekker even een wijntje voor ik ga slapen’.
-Ik zeg niks-
‘Ik heb nu een karretje dokter’.
‘Een karretje?’
‘Ze bedoelt een scootmobieltje (en nu moet ik heel snel zijn) trouwens dokter, wiltumisschienevensnelnaarhaarscheenbeen kijken, ze heeft zich gister een beetje bezeerd.
‘Ach, dat hoeft echt niet hoor Narda, het is maar een schaafwondje’.
Gelukkig weet dr. Spruitje inmiddels ook wat voor vlees hij in de kuip heeft.
‘Laat maar eens zien’.
Onder een lap pleister van minstens tien cm loopt een straaltje wondvocht met bloed naar beneden.
Spruitje zoekt naarstig in zijn koffer, terwijl ik boven een washand en een rode handdoek scoor.
‘Vanmiddag laat ik vet verband bezorgen door de apotheek en dan moet u dat voorlopig iedere dag vervangen hoor. Volgende week kom ik weer langs om de wond te controleren’.
Dan komen we eindelijk ter zaken.
‘U wilde over euthanasie praten?’
‘Ja dokter. Ik wil euthanasie. Net als mijn man’
Het komt er zo overtuigend uit dat de volgende vraag van de dokter helemaal niet zo raar is.
‘Bedoelt u nu?’
‘Mam schrikt. Nee, ik ben nog veel te goed toch?
‘Ja hoor natuurlijk, maar sommige mensen hebben het geestelijk gewoon heel erg zwaar, dat gebeurt’.
‘Nou ja, stel dat ik straks misschien in de war ga raken, dan gelooft u me misschien niet meer’.
We spreken af dat mam een brief gaat schrijven waarin ze duidelijk laat blijken waarom ze euthanasie zou willen.
‘Hoe staan de andere huisartsen in de praktijk er eigenlijk tegenover?’ vraag ik. ‘Stel dat u dan een andere baan krijgt, of ziek wordt?’
-Het afgelopen jaar heb ik wel geleerd dat actieve euthanasie heel wat voeten in de aarde heeft. Er kan van tussen komen. En wat ik kan voorkomen, probeer ik dus ook gewoon op voorhand te voorkomen. Noem me maar een doemdenker die verschrikkelijk op de feiten vooruit loopt. Soit!-
‘Slechts 1 van de huisartsen in de praktijk helpt niet bij actieve euthanasie’, antwoord dr. Spruitje. ‘Maar dat hoeft echt geen probleem voor u te worden hoor’.
Natuurlijk schrijft hij alles netjes in mam haar status.
-Hoezo ben ik een controlefreakje?-
Even later neemt hij weer afscheid.
‘Bent u met de motor dokter?’
‘Ja, het is er heerlijk weer voor’.
Mam en ik schieten tot zijn verbazing in de lach.
‘Nou, dan heb jij gewonnen mam!’
‘Wat, hadden jullie een weddenschap dan?’
Ik zie hem denken terwijl hij zich met motorjack en hutkoffer een weg maar buiten probeert te banen door het smalle halletje van mam: Knettergek.
‘Nou, ging goed toch mam, ben je opgelucht?’
Er vormt zich langzaam een lach op haar mond.
‘Nu. Of ik nu euthanasie wilde!
Ik heb nog maar net mijn mooie scootmobiel’.
Even later schateren we het samen uit.
Ik zei het al….
Plaats een reactie