Vrijdag.
Het is prachtig weer.
Zal ik:
A) Me weer ontzettend gaan uitsloven bij medisch fitness?
B) De ochtend spenderen aan de weekendboodschappen en de stofzuiger zodat ik vanmiddag met mam een borrel kan halen bij Schippersrijk?
Het is ’s middags zalig op het terras aan het Uitgeestermeer. Er zijn net genoeg mensen om het gezellig te maken. We treffen het, in de hoek is nog een tafeltje vrij.
Mam neemt een rode port.
Ik hou het bij een rosé met ijs.
‘Heb je gister ook nog gekeken naar Alpe d’ HuZes?’
Dat heeft ze.
‘Wat ontroerend hè?’
Weer verbaas ik me over mijn moeder. Hoe kan ze het in godsnaam?
‘Rem denkt erover om volgend jaar ook mee te gaan fietsen mam’.
Zaterdag
We gaan al vroeg met Beautje door het sluisje.
Echt warm is het niet.
Op het Uitgeestermeer zetten we zelfs de kap even op.
De zon laat even later ook verstek gaan.
Als we aanleggen bij ’t Kombof begint het zelfs te regenen.
Hup, alles onder de kap, en snel het terras op, onder de luifel.
Om drie uur zijn we al weer thuis. Als we nog maar net zitten breekt de zon weer door. Zul je net zien.
Zondag
Vandaag gaan we eindelijk paps bordje ophangen.
De eerste versie was mislukt.
Ondanks dat mam en ik samen met onze boven het briefje hadden gehangen stond er toch een verkeerde geboortedatum op.
Dertien augustus in plaats van dertig.
‘Ach, het scheelt maar zeventien dagen mam’.
Mam was onverbiddelijk. En terecht. ‘Maar goed dat het geen grafsteen was Narda’.
Mijn vader was een maagd; punctueel tot aan zijn dood.
” De dokter is weer eens te laat!”
Mam en ik kijken toe hoe Rem het bordje insmeert met lijm.
‘Wel netjes in het midden hè schat!’
Schat is ook een maagd.
Ik durf er mijn leven om te verwedden dat er aan de linkerkant net zoveel millimetertjes zitten als aan de rechter.
Als het hangt doen we tegelijkertijd een stap achteruit.
‘Mooi hoor’.
Mam kijkt tevreden naar het plastic bordje van afzichtelijk groen.
Ze heeft gelijk: mijn vader had het vast mooi (lees: warm bruin -hij was kleurenblind-) gevonden.
Als mam het kaarsje van het engeltje aansteekt ga ik de plantjes water geven.
‘Loop je mee Rem?’
We hebben zo ons eigen ritueeltje ontwikkeld: als we terugkomen met de plantjes zit mam volgens ‘protocol’ op het bankje haar sigaretje al te roken, het kleine blikken asbakje in haar hand.
Het terras bij de Krokodil zit helemaal vol op het door ons gereserveerde tafeltje na.
Kylian zal later aanschuiven, hij is nog aan het varen met wat vrienden. ‘Is het niet te heet in de zon mam?’ Zelfs ik brand zowat weg. ‘Nee hoor, ik zit heerlijk hier’. Gelukkig zit ik met mijn rug in de zon. Rem zit gedeeltelijk in de schaduw.
‘Alleen die stoelen zijn zo hard’.
Ons etentje hebben we nog een beetje aan mijn vader te danken. Ik heb 200 euro gekregen omdat ik mantelzorger was. Leuk compliment hè?! Mam was natuurlijk 100 keer meer mantelzorger dan ik, als er iemand een compliment verdiend is zij het wel.
Tegelijk met de eerste tapas komt ook Kyl op zijn scooter aan. ‘Kijk eens oma, kussentjes!’ Waar Whatsap toch al niet goed voor is.
Het eten is zalig. Mam geniet zichtbaar van haar sherry’tje en de ieniemienie hapjes die ik op haar bordje leg. ‘Nee, niet zo veel hoor!’
Als we mam thuis af zetten nemen we gelijk een mand hout mee. Het is hetzelfde hout dat ik afgelopen winter met Kyl voor pap bij de Gamma haalde. Zes zakken. Hij hield zo van zijn open haard. Mam ook.
Thuis steekt Rem er gelijk lekker de fik er in tot volle tevredenheid van Spook.
Her en der plaats ik wat kaarsen in de tuin. Roel komt, en even later komen er ook nog vier meiden. Ze hebben zelfs Marshmellows mee. In een kring zitten we om het vuur. Zo gezellig. Meiden kunnen zo open zijn soms.
Pap had het vast een hele mooie bestemming voor zijn hout gevonden. Hier, nu, vandaag.
Maandag.
We hebben geen zin om te varen. Geen zin om te fietsen, geen zin in wat dan ook.
We hebben gewoon zin in een lange dag ‘niks’ in de tuin.
Ik maak een uitgebreide lunch klaar. Warme beenham, een salade (beiden kant- en klaar van de supermarkt, het kan ook te gek hè!) vers ongesneden witbrood met Camembert, aardbeien met slagroom, het kan niet op.
Letterlijk. Als de boel weer aan kant is, mag ik Kyl zijn haar doen met de tondeuse. Zo leuk. (Diep in mijn hart heb ik altijd een kapster willen zijn. Oké. Of journaliste/ schrijver). Rem kijkt tv. Wielrennen. Formule 1. Dat laatste is waarschijnlijker denk ik; hij heeft zijn koptelefoon op.
Dan douche ik Bink.
Lees wat, pluk hier en daar een onkruidje weg. Voer een druifje aan de kipjes en kijk wat naar de merels die mijn krentenboompje plukken.
Het onweer hangt al een klein beetje in de lucht.
Er ligt inmiddels een handdoek klaar op de veranda.
Ik denk namelijk dat ik straks misschien ga dansen.
In de regen.
Gewoon.
Omdat het kan.
Plaats een reactie